Bibliographie
Troukens, W.: Doodgravers en aaskevers aan de westrand van Brussel (Coleoptera: Silphidae). - Phegea 29 (3) (1.IX.2001): 98Phegea 29(3): 95-98.
Commentaires
'herkenbaar aan de geheel zwarte antennen en de niet tot aan de dekschildnaad doorlopende achterste oranje vlek. De kevers zijn eigenlijk rovers en eten als volwassen dier vooral van de vliegenmaden op aas. Voor de voortplanting wordt het aas zelf gebruikt, dat de kevers ook wel kunnen eten. Bij het vinden van een klein kadaver (muis, vogeltje) wordt de bodem beoordeeld en het lijkje zonodig wat verplaatst, waarna het wordt ingegraven door de
aarde
eronder weg te duwen. Komt er een tweede kever op de lucht af, wordt er samengewerkt als het er een van het tegengestelde geslacht is; anders wordt er gevochten, en ook als het een andere soort betreft. Als het kadaver onder de grond is wordt er pas gepaard. Hierna wordt een kuiltje in het aas geknaagd waar verteringsaappen in worden opgegeven. Eitjes worden in een gang afgezet die van de aasbal wegloopt. Het vrouwtje blijft bij de eitjes tot ze uitkomen en lokt de jongen door te sjirpen als dit na een dag of 5 is gebeurd. De larfjes worden door de moeder gevoerd. Ze verpoppen zich na 7 dagen al.' (Wikipedia), BH.
«Lorsque je l'ai sorti de sa boite pour le prendre en photo, il a émit un crrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrr suivit d'une odeur pestilentielle, mais l'odeur n'a été émise qu'une seule fois. Par la suite il faisait le même bruit mais sans émission olfactive» JR.
(Photos ajoutées le 23/02/2008)
Biotopes
Aas (vliegenlarven)
Observations
09/2005 Onder een vermolmde plank in de moestuin tijdens Spinnenwandeling met Jacques Rosès, BH.